KATTENGEDICHTEN 13
De
eenzame kat
Rooie
sien was lang geleden,
door een auto aangereden,
en nu trok ze met haar bek,
en dat was ook een beetje gek.
Rooie
sien was niet zo'n echte,
straatkat die enorm kan vechten,
Rooie sien was echt niet sterk,
vond zelfs lopen moeilijk werk.
Liep
in bochten en in bogen,
keek met grote bange ogen.
Karel en zijn vriendje Twan
werden daar heel angstig van.
Twan
ging net wat brokjes pikken
Karel was aan t slagroom likken,
toen kwam Rooie Sien eraan,
Zij zijn er vandoor gegaan.
Karel
ging van schrik bevangen,
in de hoge schutting hangen,
Twan ging blazen, heel gemeen,
om een dikke boomstam heen.
Sien
wou zo graag met ze spelen,
wou hun eten heus niet stelen,
en ze dacht: ik snap niet goed,
waarom ik alleen zijn moet
Maar
toen ging ze aan het schrokken,
eerst de slagroom,toen de brokken,
want ze dacht:ik maak er dan,
toch maar weer het beste van.
© Willem Wilmink

De
hond in de hete auto
Wie
moest er in deze hitte
in een dichte auto zitten?
Ach zei Twan van duren :stik
't is de hond van hier waak ik.
Kijk,
daar zit hij opgesloten,
en hij krabde met zijn poten,
steeds maar langs het hete glas,
Ach, zo bang als hij toch was.
Kom,
zij Twan sta niet te dromen,
Hier moet de politie komen!
Ze zijn door de straat gerend
en ze vonden eeen agent.
De
agent had in de gaten
dat de katten wilden praten
maar verstond ze niet zo gauw
hij verstond alleen miauw.
Toch
is hij maar meegelopen
en hij kreeg de auto open
met een stukje ijzerdraad,
Net nog, net nog niet te laat.
Heeft
de hond toen meegenomen
Die is nooit meer teruggekomen
bij zijn baas, de slechte man
die nu naar hem fluiten kan.
De
politie ging proberen
of de hond soms door kon leren
Toen de hond dat makkelijk vond
werd hij dus politiehond.
© Willem Wilmink

De
kattenvanger
Bijna
alle mensen sliepen
Twan
en Kareltje, zij liepen
in
de stille,stille nacht
Door
de bomen woei het zacht.
Maar
toen ging een auto open
kwam
een man daaruit geslopen
Die
sloeg Twan bewusteloos
en
hij deed hem in een doos
Kareltje
werd steeds maar banger
want
dit was de kattenvanger
Karel
dacht:Mijn arme Twan,
daar
maakt hij een bontjas van.
Karel
ging zich daar verschuilen
onder
'n auto, om te huilen
geen
geluid, alleen een traan,
anders
kwam die man er aan
Zat
die traan weer af te drogen
zag
opeens twee grote hondenogen
dat
was weer een nieuwe schrik:
't
was de hond van hier waak ik
Maar
de hond zei dat hij speurde
naar
wat in de buurt gebeurde
want
hij was politiehond
en
beet boeven in hun kont.
Hap!
hij had de man te pakken!
En
uit dozen, kratten, zakken
heeft
de hond in korte tijd,
alle katten weer bevrijd.
© Willem Wilmink

De brandweerwagen
Mi-a-oetje
hoorde loeien:
waren
dat verdwaalde koeien?
Nee,
het was dat stofzuig-ding,
dat
daar door haar kamer ging.
Ze
stond eerst nog naar dat nare,
boze
apparaat te staren
en
toen is ze weggevlucht.
Veilig
in de buitenlucht.
Mi-a-oe
is aangekomen
bij
de hoogste van de bomen
bij
een hele hoge iep,
waar
ze snel naar boven liep.
Heel
hoog boven alle daken,
zat
ze zich daar bang te maken,
piepte
met een smalle mond:
Hoe
kom ik weer aan de grond?
Alle
kinderen van de buren,
stonden
naar die boom te turen,
naar
dat katje,klein en bang,
dat
daar zat, al uren lang.
Weet
je wat ze daar toen zagen?
O,
zo'n mooie brandweerwagen.
en
daar schoof een ladder uit,
met
een stofzuigergeluid.
Toen
de brandweer haar wou pakken,
toen
liet Mi-a-oe zich zakken
en
ze klauwde langs de stam
tot ze zelf beneden kwam.
© Willem Wilmink

De
dode kater
Sien
zat voor zich uit te staren,
Twan
vloog karel in de haren,
Karel
beet naar Mi-a-oe
't
was een heel nerveus gedoe
En
waarom zo opgewonden?
Karel
had een kat gevonden!
Die
lag dood onder de heg.....
dat
was nog eens schrikken, zeg!
Mi-a-oe
is thuisgekomen
heeft
haar vrouwtje meegenomen,
wees
haar waar de kater lag,
Het
was wel een vreemde dag.
Mannen
met een ophaalwagen,
hebben
't beest daar weggedragen:
't
vrouwtje had ze opgebeld,
heeft
ons Mi-a-oe verteld.
Toen
het nacht werd in de straten,
ging
het kattenvolk aan 't praten,
want
ze waren, klein en groot,
heel
nieuwsgierig naar de dood.
'zouden
dode katten dromen
dat
ze bij hun moeder komen?
Zouden
ze dat dromen sien?
'Misschien
wel hoor, heel misschien.
Zachtjes
ging een tuinhek open....
Hoorden
ze de kater lopen
die
men toch begraven zou?
Ach, welnee! Hoe kan dat nou!
© Willem Wilmink

Een
ziekenhuis voor dieren
Er
is in Utrecht een kliniek,
al
is je dier ook nog zo ziek
en
of 't een kat is of een hond,
men
maakt het dier weer kerngezond.
Een
heel raar ziekenhuis is dit:
hier
krijgt een koe een kunstgebit,
een
hamster krijgt een houten been,
en
loopt er op een draf mee heen.
een
haan die luidkeels kraaien kon,
en
dacht: ik ben napoleon,
is
in therapie gegaan
en
voelt zich nu gewoon weer haan.
Een
blinde hond werd hier gebracht.
Dit
wordt mijn dood, heeft hij gedacht,
maar
nee hoor, want diezelfde hond,
kijkt
nu verwonderd in het rond.
Intensive
care, waar een aapje ligt.
Het
kijkt de zuster in 't gezicht,
het
kijkt alsof het zeggen wou:
áls
ik maar praten kon, mevrouw'.
Bezoek
de zieke dieren niet,
want
daarmee doe je ze verdriet:
de
dieren kunnen 't hier niet aan,
dat ze hun baasje weg zien gaan.
© Willem Wilmink
